Nederlanders zijn gemiddeld meer gaan sparen sinds de coronacrisis, maar het aantal mensen met een financiële buffer is sinds de uitbraak van de pandemie nauwelijks toegenomen. Dat blijkt uit onderzoek van de Rabobank onder een representatieve groep van 1500 Nederlanders tussen de 20 en 70 jaar oud. De Nederlanders die het afgelopen jaar meer spaarden zijn namelijk de Nederlanders die al een bovenmodaal inkomen hadden. Hoewel er sprake is van een forse stijging van de totale hoeveelheid spaargeld bij Nederlanders, zitten veel mensen met een lager inkomen nog altijd met een (te) beperkt reservepotje.
Eerder nog berichtte De Nederlandsche Bank dat er tussen maart 2020 en februari 2021 bijna € 46 miljard aan spaargeld bij de banken was gestort. Dat is meer dan 2,5 keer zoveel als het jaar ervoor. Logisch, want in totaal daalden de uitgaven van Nederlandse huishoudens met een paar tientallen miljarden euro’s. Met name aan kostenposten als uit eten gaan, vakanties en kleding gaven huishoudens minder geld uit.
Het onderzoek van Rabobank plaatst hier echter een kanttekening bij. Zo’n 70% van de ondervraagden geeft juist aan dat zijn huishouduitgaven gelijk zijn gebleven of zelfs zijn gestegen. Wat blijkt? Het zijn vooral huishoudens met een inkomen rond of boven modaal die minder hebben uitgegeven in de afgelopen twaalf maanden, en dus hun spaargeld zagen toenemen.
Ongeveer 22% van de Nederlanders heeft juist minder spaargeld dan twaalf maanden geleden. Bij 36% is het bedrag in de spreekwoordelijke spaarpot gelijk gebleven.
Er zijn dan ook nog steeds veel Nederlanders zonder een financiële reserve. Net als in de zomer van 2020 had ook in april 2021 25% van de Nederlanders minder dan € 3.400 spaargeld op zijn rekening staan – het door het Nibud geadviseerde reservepotje om minimaal aan te houden voor onvoorziene uitgaven.
Ondanks dat er in totaal meer is gespaard in het afgelopen jaar, zijn er dus niet meer mensen met een spaarpot gekomen sinds de coronacrisis. Dat terwijl mensen met een bovenmodaal inkomen in april 2021 wel vaker een forse spaarpot (meer dan € 30.000) hadden dan in de zomer van 2020 gold voor mensen binnen die inkomenscategorie.
Van de mensen met een bovenmodaal inkomen (boven € 43.500 bruto per jaar) zag 56% zijn spaargeld toenemen. Bij de mensen met een modaal inkomen (€ 36.500 tot € 43.500) was dit 40% en onder Nederlanders met een inkomen onder modaal was het spaargeld maar bij 24% gestegen. Daardoor blijven de verschillen tussen hoge en lage inkomens bestaan. Of sterker nog: worden ze mogelijk juist vergroot.
Het besparen geldt dus vooral voor een beperkte groep: de hogere inkomens. Of, in de woorden van de Rabobank geformuleerd: “De hausse aan besparingen in Nederland [is] bij een relatief beperkte groep terecht […] gekomen.”
Bron: Rabobank, Volkskrant